De uithuisplaatsing tijdens ots
Als de nagestreefde doelen niet worden bereikt als de minderjarige thuis blijft wonen dan kan de kinderrechter verzocht worden om een machtiging uithuisplaatsing .
De grond voor de uithuisplaatsing ligt in artikel 1: 261 BW, namelijk wanneer dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Als de machtiging uhp niet binnen 3 maanden wordt gebruikt dan vervalt de machtiging.
De uhp eindigt na ommekeer van de termijn maar ook als BJZ dat goeddunkt en tot slot als de omstandigheden zijn gewijzigd die dat rechtvaardigen., artikel 1:263 BW.